Op vakantie in de bergen is heerlijk, maar daar hoort ook autorijden in de bergen bij. En dat betekent steile hellingen, haarspeldbochten en lange afdalingen. De een draait er z’n hand niet voor om en de ander vindt het (stiekem) toch best spannend. Daarom geven we je tien tips om stressvrij door de bergen te rijden!
Auto’s hebben het zwaar in de bergen. Zorg er daarom voor dat je auto goed is onderhouden voordat je op reis gaat. Let dan vooral op de volgende punten:
Als je de bergen inrijdt vergeet dan het ‘nieuwe rijden’. Waar je in Nederland altijd braaf geleerd hebt snel op te schakelen, moet je in de bergen met een hoger toerental rijden dan in Nederland. Zo zorg je ervoor dat je motor omhoog moet minder hoeft te zwoegen en je omlaag minder hoeft te remmen. Hierdoor slijt je motor minder en je kunt veilig anticiperen op allerlei situaties. Er is daarnaast een duidelijke vuistregel als je omhoog rijdt: als je je gas intrapt, moet je auto meteen versnellen. Doet deze dat niet? Dan rij je in een te hoge versnelling met een te laag toerental. Rij je met een automaat, zet deze dan in de sportstand. Houd er met je elektrische auto rekening mee dat omhoog rijden veel meer energie kost. Zorg er dus voor dat je ruim voldoende power over hebt in je accu’s als je aan de klim begint. Zeker ook omdat de laadpalen in de bergen soms net wat verder van elkaar verwijderd zijn dan in Nederland!
Autorijden in de bergen is net zoiets als wielrennen of fietsen. De belangrijkste tip is ver vooruit te kijken: kijk waar je heen wilt en niet waar je juist niet heen wilt! Kijk echt ver voorbij de auto. En vergeet niet om een goede zonnebril op te zetten. Dit zorgt voor beter zicht en minder vermoeide ogen, zeker als de weg wit is. Bedenk wel dat sommige buitensportzonnebrillen klasse vier-glazen hebben. Met deze glazen is deelnemen aan het verkeer – en dus autorijden – verboden.
Er zijn maar weinig Alpenwegen die rechtuit gaan. Vaak zitten ze vol met flauwe bochten. Deze flauwe bochten rijden bijna vanzelf. Zo kun je deze bochten het beste nemen: leg je beide handen op het stuur, ongeveer op tien voor twee, of nog iets lager als dat kan, leg je duimen op het stuur en kijk ver vooruit op de weg. Je zult merken dat je op deze manier eigenlijk vanzelf de bochten rijdt. Probeer soepel te rijden zonder bij te hoeven remmen.
Het goed rijden van een bocht begint al ver vóór de bocht. Rem de auto rustig af; bruut remmen en sturen is onprettig en soms zelfs gevaarlijk. Rij zoveel mogelijk aan de buitenkant van de weg. Dat wil zeggen: bij een bocht naar links ga je zoveel mogelijk rechts rijden en bij een bocht naar rechts zoveel mogelijk links – uiteraard binnen de veilige marges. Hoe meer je uit kunt wijken, hoe ruimer je bocht wordt en hoe meer vaart je theoretisch kunt houden. Maar de reden voor dit uitwijken is niet de snelheid, we rijden tenslotte niet op een circuit. Het doel is speelruimte krijgen voor onverwachte situaties. Je kijkt goed vooruit en zo mogelijk om de bocht heen, ook dit lukt makkelijker als je wijd rijdt. Als je in de goede rijrichting bent gedraaid, geef je langzaam gas bij. Zo trek je je auto weer recht en rij je het meest soepel door de bocht.
Als je in de bocht bij moet remmen, ben je te hard aan komen rijden. Remmen in de bochten is niet alleen onprettig, maar ook gevaarlijk. Je hebt veel meer kans om weg te slippen, omdat het rubber van de wielen plotseling de hele auto in een bepaalde richting duwt. Kortom, rij liever iets te langzaam op de bocht af dan te snel. Als je te snel op een bocht aankomt, zul je bij moeten remmen en kun je pas weer later gas bijgeven, waardoor je uiteindelijk geen winst hebt. Of nog erger: eventueel in de berm verdwijnt.
Probeer, als je in een file omhoog terechtkomt, te blijven rollen. Spaar je motor en koppelingsplaten door (zoveel mogelijk in één versnelling) te blijven rijden.Om dit goed te kunnen doen, is het van belang ver vooruit te kijken en goed te anticiperen. Rij niet te dicht op je voorganger. Zo kun je snelheidswisselingen goed opvangen. Mocht je in de file terechtkomen, zorg dan ook hier dat je ruimte overhoudt.
Als je naar beneden gaat, rij je in een lagere versnelling. Dus met hogere toeren dan je in de lage landen gewend bent. Laat de auto op de motor afremmen. Als je merkt dat je constant bij moet remmen om met een prettige snelheid te blijven rijden schakel dan terug. Als je te veel remt dan worden je remmen te warm en zul je aan remkracht verliezen. Dit is natuurlijk zeer gevaarlijk! Als je bij moet remmen, rem dan liever één keer hard dan continu een beetje. Voor een bocht kun je altijd nog een beetje bij remmen. Hopelijk overbodig, maar het noemen waard: rij nooit in z’n vrij de berg af. Dan ben je namelijk alle controle kwijt!
Heb je een elektrische auto dan kun je deze opladen in de afdaling. Wat je in de bergen extra kwijt bent aan energie als je omhoog rijdt, win je gedeeltelijk terug als je naar beneden rijdt met je elektrische auto. Rem regeneratief af. Zo houd je je snelheid onder controle en laad je je accu’s weer op. Twee vliegen in één klap! Hoe minder je je rempedaal gebruikt, hoe veiliger je rijdt en hoe meer energie je terugwint.
Moderne automaten hebben ook altijd een stand waarmee je zelf kunt terugschakelen. Zorg dat je weet hoe dit moet voordat je de bergen in rijdt. Zo kun je ervoor zorgen dat je altijd de goede versnelling te pakken hebt en voldoende toeren draait omhoog. Omhoog volstaat vaak de sportstand. Naar beneden is het echter veel belangrijker om terug te kunnen schakelen om goed af te kunnen remmen. Luxere automaten hebben zelfs een stand waarbij de auto netjes een snelheid aanhoudt in de afdaling. Zo hoef je zelf niet eens te schakelen. Handig én veilig. Lees dus voordat je de bergen in rijdt de handleiding van je auto even goed door!
Op smalle bergwegen kun je elkaar soms lastig passeren. Er zijn gelukkig wel duidelijke regels. Omhoogrijdend verkeer heeft in principe voorrang, tenzij het veel eenvoudiger is om een dalende auto voor te laten. Hou hier rekening mee als je omlaag rijdt en je ziet een auto omhoog komen. Kijk ver vooruit en anticipeer zodat je niet vast komt te staan op een smal stuk weg waar niemand meer langs kan.
Als je achter een langzamere auto in de bergen zit, zorg dan dat je alleen inhaalt als je goed overzicht hebt. Soms is het lastig om zeker te zijn of je echt alles ziet. Auto’s kunnen achter een flauwe bocht verscholen zitten. Bij inhalen geldt ‘Better safe than sorry’ en natuurlijk ‘bij twijfel niet doen’. Ben jij zelf de auto die langzamer rijdt, hou dan ook rekening met de auto’s achter je. Geef aan wanneer zij veilig kunnen inhalen, of nog beter, ga even aan de kant als je dit veilig kan. En let ook zeker op bij het inhalen van fietsers. In veel landen moet je de fietser verplicht met 1,5 meter ruimte inhalen, wat de veiligheid van iedereen ten goede komt. Haal de fietser dan ook niet in voor een blinde bocht. Bedenk dat fietsers tijdens de haarspeldbochten vaak sneller zijn dan automobilisten, hou hier dus rekening mee.